Verplichte conformiteitsbeoordelingen van producten (arbeidsmiddelen)
Verplichte conformiteitsbeoordelingen kunnen betrekking hebben op producten die zich in verschillende fases bevinden: producten die in de handel worden gebracht (die op de markt worden aangeboden) of op producten die al in gebruik zijn genomen (in de gebruiksfase).
Verplichte conformiteitsbeoordeling van arbeidsmiddelen is vastgelegd in de Warenwet, Warenwetbesluiten en Warenwetregelingen en is gericht op producten die geen gevaar opleveren voor de veiligheid en de gezondheid als ze op de juiste manier worden gebruikt.
Nieuwe producten
Een product dat op de markt wordt aangeboden of in de handel wordt gebracht, moet voldoen aan de volgende zaken:
de essentiële veiligheids- (en gezondheids)eisen;
het moet de toepasselijke conformiteitbeoordelingsprocedure met goed gevolg hebben doorlopen;
het moet zijn voorzien van een conformiteitsverklaring en veiligheidsinstructies in overeenstemming met de toepasselijke EU-richtlijn(en);
de fabrikant moet de CE-markering aanbrengen.
Doel van conformiteitsbeoordeling van een nieuw product is om vast te stellen dat het product (arbeidsmiddel) voldoet aan de gestelde essentiële veiligheids- (en gezondheids)eisen uit de geldende EU-richtlijn(en).
Met de verplichte conformiteitsbeoordeling verklaart de fabrikant dat zijn product voldoet aan de gestelde eisen, zodat de afnemers, gebruikers en partijen erop kunnen vertrouwen dat het product (arbeidsmiddel) gezond en veilig kan worden gebruikt. Belangrijk is dan wel dat de instructies van de fabrikant worden opgevolgd.
Voor fabrikanten: geharmoniseerde normalisatienormen
Een fabrikant kan gebruik maken van geharmoniseerde normalisatienormen. De referenties van de geharmoniseerde normalisatie normen worden gepubliceerd in de Official Journal (OJ) van de Europese Unie.
Als een fabrikant ervoor kiest de geharmoniseerde normalisatienorm volledig te volgen, dan geeft dit een bewijsvermoeden dat zijn product voldoet aan de essentiële eisen die zijn genoemd in de geharmoniseerde normalisatienorm, in de zogenaamde ZA-tabel. Het is van belang goede notie te nemen van eventuele opmerkingen die in het OJ bij geharmoniseerde normalisatienorm zijn geplaatst, omdat deze opmerkingen het bewijsvermoeden kunnen inperken.
Als de fabrikant geharmoniseerde normalisatienormen gebruikt, vereenvoudigt dit in het algemeen de toe te passen conformiteitsbeoordelingsprocedure. De fabrikant geeft in de conformiteitsverklaring (Declaration of conformity (DoC)) aan hoe hij aan de essentiële veiligheids- (en gezondheids)eisen heeft voldaan en welke normalisatienormen hij heeft toegepast.
Een fabrikant is niet verplicht om de geharmoniseerde normalisatienorm te gebruiken. Hij kan ook op een andere wijze aantonen dat zijn product voldoet aan de essentiële eisen uit de toepasselijke EU-richtlijn(en).
Producten/arbeidsmiddelen tijdens gebruik
Op grond van artikel 7.4a van het Arbeidsomstandighedenbesluit (keuringen) is de werkgever verplicht om arbeidsmiddelen regelmatig te laten beoordelen door een deskundige. Aangewezen drukapparatuur (Warenwetbesluit drukapparatuur 2016, hoofdstuk 4), liften (Warenwetbesluit liften 2016, hoofdstuk 3), hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer en hijskranen (Warenwetbesluit machines, hoofdstuk 4) moeten ook nadat deze in gebruik zijn genomen regelmatig een conformiteitsbeoordeling ondergaan door een aangewezen NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie. Doel van deze keuringen in de gebruiksfase is om vast te stellen of het product nog voldoet aan de oorspronkelijke ontwerp- en vervaardigingseisen die van kracht waren op het moment dat het in gebruik werd genomen. Deze keuringen worden uitgevoerd door een aangewezen conformiteitsbeoordelingsinstantie.
1Een arbeidsmiddel bestaat uit deugdelijk materiaal.
2Een arbeidsmiddel is van een deugdelijke constructie.
3Een arbeidsmiddel is zodanig geplaatst, bevestigd of ingericht en wordt zodanig gebruikt dat het gevaar dat zich een ongewilde gebeurtenis voordoet zoals verschuiven, omvallen, kantelen, getroffen worden door het arbeidsmiddel of onderdelen daarvan, oververhitting, brand, ontploffen, blikseminslag en directe of indirecte aanraking met elektriciteit zoveel mogelijk is voorkomen.
4 Artikel 3.17 is van overeenkomstige toepassing.
1Een arbeidsmiddel waarvan de veiligheid afhangt van de wijze van installatie wordt na de installatie en voordat het voor de eerste maal in gebruik wordt genomen gekeurd op de juiste wijze van installatie en goed en veilig functioneren.
2Een arbeidsmiddel als bedoeld in het eerste lid, wordt voorts na elke montage op een nieuwe locatie of een nieuwe plek gekeurd op de juiste wijze van installatie en goed en veilig functioneren.
3Een arbeidsmiddel dat onderhevig is aan invloeden die leiden tot verslechteringen welke aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van gevaarlijke situaties wordt, zo dikwijls dit ter waarborging van de goede staat noodzakelijk is, gekeurd, waarbij het zo nodig wordt beproefd.
4Een arbeidsmiddel als bedoeld in het derde lid wordt voorts gekeurd, waarbij het zo nodig wordt beproefd, telkens wanneer zich uitzonderlijke gebeurtenissen hebben voorgedaan die schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid van het arbeidsmiddel. Als uitzonderlijke gebeurtenissen worden in ieder geval aangemerkt: natuurverschijnselen, veranderingen aan het arbeidsmiddel, ongevallen met het arbeidsmiddel en langdurige buitengebruikstelling van het arbeidsmiddel.
5Keuringen worden uitgevoerd door een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling.
6Schriftelijke bewijsstukken van de uitgevoerde keuringen zijn op de arbeidsplaats aanwezig en worden desgevraagd getoond aan de toezichthouder.
7Dit artikel is niet van toepassing op attractie- en speeltoestellen waarop het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen van toepassing is.
8Het eerste tot en met het vijfde lid zijn niet van toepassing op steigers waarop artikel 7.34 van toepassing is.
9Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op:
a.hijs- en hefwerktuigen en hijs- en hefgereedschappen aan boord van schepen waarop artikel 7.29 van toepassing is;
b.liften waarop het Warenwetbesluit liften 2016 van toepassing is.
10Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op drukapparatuur waarop artikel 21 van het Warenwetbesluit drukapparatuur 2016 van toepassing is.
11Het derde lid is niet van toepassing op:
a.hijs- en hefgereedschap waarop artikel 7.20 van toepassing is;
b.containers waarop het Warenwetbesluit containers van toepassing is;
c.hijskranen waarop de artikelen 6d tot en met 6f van het Warenwetbesluit machines van toepassing zijn;
d.drukapparatuur waarop artikel 22 van het Warenwetbesluit drukapparatuur 2016 van toepassing is.
12Het vierde lid is ten aanzien van wijzigingen of reparaties niet van toepassing op drukapparatuur waarop artikel 22 van het Warenwetbesluit drukapparatuur 2016 van toepassing is.
13Het eerste tot en met het derde lid zijn niet van toepassing op hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer waarop het Warenwetbesluit machines van toepassing is.